Ook al wordt er tijdens een oriënterend bodemonderzoek stoffen aangetroffen in de grond eigen aan de exploitatie, moet er niet altijd overgegaan worden tot een sanering.
A+E Consult werd gevraagd door een exploitant van een tankstation te Veurne om een periodiek oriënterend bodemonderzoek uit te voeren. Er werden stalen genomen van het vaste deel van de aarde en het grondwater ter hoogte van het pompeiland en de verschillende bovengrondse en ondergrondse opslagtanks.
Na analyse werd een verontreiniging met minerale olie, BTEX en MTBE vastgesteld ter hoogte van een vroeger gebruikte opslagtank. Deze tank werd buiten gebruik gesteld door op te vullen met zand. De tank kon niet verwijderd worden omdat deze te dicht bij het gebouw lag.
Na het toepassen van de “Methodologie voor het bepalen van duidelijke aanwijzingen van ernstige bodemverontreiniging” bleek dat er een duidelijke aanwijzing van een ernstige bedreiging aanwezig is. De omvang, aard en oorzaak van de verontreiniging moet verder onderzocht worden via een beschrijvend bodemonderzoek.
In het beschrijvend bodemonderzoek werd door het plaatsen van bijkomende boringen en peilbuizen de omvang van de verontreiniging nauwkeurig in beeld gebracht.
Aan de hand van de bijkomende analyseresultaten kon besloten worden dat de verontreiniging veroorzaakt is door een lek in de tank die in gebruik was in de periode 1958-1994. De verontreiniging kon daarom als historisch beschouwd worden.
Na het uitvoeren van een degelijke risico-evaluatie, waarin men de actuele en potentiële risico’s voor mens en milieu nagaat, bleek er geen saneringsnoodzaak.
Het dossier werd afgerond in een rapport naar OVAM toe met daarin de opname van zowel het oriënterend als het beschrijvend bodemonderzoek. OVAM heeft dit dubbel rapport goedgekeurd.
